“Elk dier heeft therapeutische functie”
Een paard als therapeut, een alpaca als buddy of hond als knuffeldier: bij vzw Therapiedier hebben ze begrepen dat dieren niet zomaar dieren zijn. Inge Pauwels, gedragstherapeute en voorzitster van vzw Therapiedier, leidt konijnen, katten, paarden, honden, alpaca’s en honden op tot aaibare therapeuten: “Voor elk zorgbehoevend baasje bestaat een geschikte buddy. Het is een kwestie van persoonlijkheden matchen.”
Door MAUD VANMEERHAEGHE
Is elk dier geschikt als therapiedier?
“Elk dier kan een therapeutische functie hebben, maar niet elk dier is in staat om die rol actief op te nemen. Vissen, bijvoorbeeld, zijn heel rustgevend om naar te kijken en cavia’s zijn leuk om te strelen. Maar hen inzetten om ergotherapeutische sessies fysiek te ondersteunen is uitgesloten. Daarom kijken we voor therapiedieren in de eerste plaats naar dieren met een bepaalde intelligentie. Paarden, pony’s, honden, katten, konijnen en alpaca’s zijn dan wel geschikt. Hen kan je een bepaalde conditionering aanleren, al zijn honden daarvoor het meest geschikt.”
Hoe worden dieren geselecteerd als therapiedier?
“Elk dier doorloopt testen die zicht geven op hun persoonlijkheid en sociale karakter. Die laatste proef laat zien of dieren wel in een sociale context kunnen functioneren. Het doel van die test is tweedelig: we willen niet alleen het toekomstige baasje, maar ook het dier zelf beschermen. Veel mensen zijn graag met dieren bezig, maar niet iedereen vormt een even goeie match.”
“Ook voor zijn taakomschrijving houden we rekening met de resultaten van de testen. Een hond die graag met zijn neus werkt, kan de perfecte match zijn voor diabetici. Een dier dat daarin minder interesse toont kan ook die opleiding volgen, maar dat zal meer moeite en motivatie kosten. Logischer is het om op te zoek te gaan naar zijn kwaliteit en die te optimaliseren in een andere functie. Als buddyhond, bijvoorbeeld.”
Een hond lijkt op zijn baasje, wordt vaak gezegd. Geldt dat voor therapiedieren ook?
“Toch wel. We proberen het karakter van elk dier te matchen met de persoonlijkheid van zijn baasje. Bij senioren zijn actieve honden uit de boze, want die kunnen de ouderen in hun enthousiasme bezeren. Rustige honden die niet opspringen zijn dan een betere match. Bij pubers of jongvolwassenen kom je het best niet aanzetten met een chihuahua. Een grotere hond valt meer in de smaak. In elk geval gaat het niet per se om ras of geslacht: het is de persoonlijkheid van het dier die voor een geslaagde match zorgt.”
“De band tussen baasjes en hun dier stimuleren we bij vzw Therapiedier heel erg. Andere organisaties laten de dieren eerst in de leer bij trainers. Wij laten het dier zo snel mogelijk kennismaken met zijn of haar partner, zodat ze samen de trainingen kunnen doorlopen. Zo is meteen een stevige basis gelegd, wat voor ons de belangrijkste vereiste is voor een goeie relatie. Eerst een band, dan pas training.”
Welke taken kunnen dieren op zich nemen?
“We maken het onderscheid tussen actieve en passieve therapiedieren. Die eerste hebben een therapiedierbegeleider en gaan mee op verplaatsing naar scholen, woonzorgcentra of thuiscontexten. Dat is vaak als knuffelhond, maar evengoed kan een dier ondersteunen in educatieve processen om kinderen met hen te leren omgaan.”
“Passieve therapiedieren hebben een eigen, zorgvragend baasje. Zij kunnen de fysieke activiteiten van hun baasje ondersteunen en motorische problematieken ondersteunen. Denk maar aan dingen helpen oprapen of deuren openen.”
Kunnen dieren ook een revalidatie bevorderen?
“Zeker. Patiënten met een motorische beperking hebben niet altijd zin in therapie om hun handen opnieuw te leren gebruiken. Kunnen we die therapie koppelen aan hun therapiedier, dan zijn ze wel enthousiast. ‘Gewoon’ een potje openmaken wordt een stuk interessanter als daarin snoepjes zitten waarmee ze hun hond kunnen belonen. (glimlacht) Ook voor een patiënt die opnieuw leert stappen groeit de motivatie meteen als hij dat stappen kan doen met een hond aan zijn zij.”
Voor zorgvragers werken therapiedieren stressverminderend. Kan ‘werken’ voor de dieren zelf stressvol worden?
“Daar zijn we heel alert voor. Onderzoek wijst uit dat negentig minuten arbeid het maximum is voor therapiedieren. Ga je daarboven, dan kan het dier stress ervaren. Bij ergotherapiesessies, bijvoorbeeld, is die werktijd gemakkelijk te bepalen. Die trainingen gaan voor het dier gepaard met positieve gevoelens, want voor hen voelen die aan als speeltijd.”
“Bij dieren die ‘waken’ – omdat ze werken voor een epileptisch baasje, bijvoorbeeld – is de arbeidsduur moeilijker te meten. Hen houden we goed in de gaten. We staan bijvoorbeeld nooit toe dat die dieren ook nog eens in groepsverband moeten functioneren. Wekelijks als therapiehond in een woonzorgcentrum optreden bovenop de taak als epileptic alert dog is uitgesloten: het welzijn van het dier staat altijd voorop. Therapiedieren moeten gelukkig zijn.”